Nicolaas van Petten (1893), tapijtwever, las als SDAP-er het Vrije Volk en luisterde naar de VARA.
De oudste dochter was bij het begin van de bezetting al het huis uit. Met zijn vrouw Johanna Roskam (1896), zijn jongste dochter (1919) en zijn zoon (1929) bewoonde hij dit pand op de hoek van de Gerard Doustraat en de Potterstraat. Beneden werd gewoond, met in de keuken een tweepits gaskomfoor, boven geslapen. Op de zolder stonden enkele niet-gebruikte bedden. Daar speelde de zoon (getuige) graag met Bep Schoonhagen, zijn vriendje.
Aan dat laatste kwam een einde toen Betsy van Spiegel (1925) in de zomer van 1942 daar onderdook. De ouders Van Petten maakten hun zoon niet alleen duidelijk dat de zolder geen speelplek meer was, maar ook dat ze liever hadden dat het vriendje niet meer over de vloer kwam. Zonder dat hij daar ooit met Bep over sprak begrepen beiden dat Betsy Joods was; getuige heeft nooit geweten hoe Bep daar achter gekomen is. Zelf had hij door dat Betsy de nicht was van een Joodse kennis van zijn vader, namelijk Valk van Spiegel (1897 - 1945). Aan het einde van de oorlog is hij op de Oxerhof door de bezetter vermoord. Betsy kwam alleen beneden als er geen bezoek was en de gordijnen dicht waren, dus vooral ’s avonds. Ongeveer 2 weken na de komst van Betsy kwam er nog een Joodse familie bij, vader en moeder Pinto zonder hun dochters Emmy en Fay, die elders in Nederland ondergedoken zaten. Dat verliep als volgt:
- eerst bezocht getuige met zijn vader deze familie in het huis van Ru Cohen (1889 - 1945) aan de Sandrasteeg.
- een dag of wat daarna haalde hij samen met zijn vader bij de groenteboer C. Rodert een handkar, waarmee zij
in het onbewoonde huis van de familie Pinto aan de Zwolseweg een gasfornuis, pannen en bestek ophaalden.
Gewoon overdag. Zijn vader had de huissleutel. - nog weer wat later arriveerde tegen de avond kort voor sperrtijd de familie Pinto.
Op de zolder zaten nu 5 Joden. Getuige begreep nu waar dat gasfornuis etc. voor nodig was. Distributiebonnen en geld voor zoveel personen werden sindsdien gebracht door Theo Hendriks en zijn zuster Stien. Dat waren ‘goede’ mensen, na de oorlog bleken zij communist te zijn.
Bij inkopen van etenswaren werd er op gelet dat in de winkels niet de indruk ontstond dat waar eerst 4 mensen woonden nu minstens het dubbele aantal verbleef. Dus als dat veiliger leek werd melk en brood bij twee verschillende winkels gehaald.. Bij Rodert werd twee keer per dag ingekocht. Vaak met een smoes, bijvoorbeeld ‘dat de buurvrouw ook groente nodig had’.
De Joden kwamen ’s avonds nog regelmatig naar beneden, maar nooit allemaal tegelijk. Alleen met Betsy en met de jongste dochter Fay sprak hij wel eens. Een buurman, G.J. Prinsen (Potterstraat 8) luisterde in zijn kelder naar de Engelse radio en kwam soms langs met nieuwtjes.
Vader Pinto ging zich onvoorzichtig gedragen, hij stond ’s avonds in de achtertuin af en toe een sigaar te roken, ondanks het verzoek binnen te blijven. Dat was daarom zo riskant omdat er binnen een straal van 60 meter rond het huis woonden:
- een SS-er met ouders die NSB-ers waren. Getuige sprak die mensen nooit maar wel een andere zoon Ferrie, die altijd in bed lag,
vaak met het raam open, omdat hij aan TBC leed. - een sigarenboer die bij de NSB was met een zoon bij de Landwacht of de SS. Johanna was niet op haar mondje gevallen. Zij wist dat hij als kind
in bed plaste en schold hem bij een ruzie eens uit voor ‘zeik-in-het-nest’. - een hoge piet van de WA.
- Rijksduitsers en een man die met een Duitse vrouw was getrouwd. Waren ze te vertrouwen?
- een moeder en dochter die met Duitse soldaten naar bed gingen.
- een NSB-familie met een dochter die bij de Jeugdstorm was.
Dat ging op den duur niet langer, en op een moment dat getuige niet thuis was is G. ter Horst (Swaefkensstraat 45) gekomen om te zeggen dat de Joodse mensen daar niet konden blijven. Broer en zus Hendriks hebben hen alle vijf naar een nieuw onderduikadres gebracht, getuige weet niet waar. Het was voor zijn familie een hele opluchting toen zij weg waren. Een paar dagen later kwamen midden op de dag vijf WA-ers aan de deur, waaronder de beruchte Sandberg. Moeder van getuige gaf hen een grote mond. Ze zijn afgedropen zonder over de drempel te zijn geweest.
Alle Joodse mensen hebben de oorlog overleefd. Betsy is naar men zegt naar Zweden geëmigreerd. Ze hebben nooit meer iets van haar vernomen. Daags na de bevrijding kwam de ‘goede’ agent Blaauw langs om namens de familie Pinto het fornuis op te halen. Hij vroeg ook naar het bestek. Ook van hen hebben zijn ouders nooit meer iets gehoord. Van Ferrie hoorde getuige na de oorlog dat hij van de onderduikers wist maar het voor iedereen verzwegen had.
Hoelang hebben de Joodse mensen hier gezeten? In februari of april 1944 is getuige op straat gearresteerd, omdat hij geen persoonsbewijs kon tonen. Men wilde niet geloven dat hij nog geen 15 jaar oud was en hij werd opgesloten op het hoofdkwartier van de WA in de Assenstraat. Daar heeft hij een nacht in angst gezeten, omdat hij vreesde voor een aansluitende razzia thuis, waarbij de Joodse mensen zouden worden gevonden. De volgende ochtend hebben zijn vader en een onderwijzer hem vrij gekregen. Dat betekent dat deze moeizame onderduik minstens anderhalf jaar en misschien wel 2 jaar heeft geduurd.