Henricus van Schothorst was als predikant verbonden aan de NH gemeente in Deventer.
Hij woonde met zijn echtgenote Ljoeba van Schothorst - Kaplan en hun drie kinderen in dit huis. Vanuit Heemstede werd hen gevraagd een Joods kind over te nemen, dat in 1939 uit Duitsland met een kindertransport naar Nederland was gekomen. Het echtpaar ging accoord. Het kind werd gebracht, de naam werd veranderd in Sonja van Til en ze werd in Deventer ingeschreven als geboren in Nederlands - Indië.
‘Sonja van Til’ (1927) heeft de oorlog overleefd en getuigt thans als volgt: Ik woonde in Berlijn, met mijn ouders, broer en zus. Om mij in veiligheid te brengen stuurden mijn ouders mij toen dat nog kon als elfjarig kind naar Nederland. Ik stapte in Rotterdam uit de trein, werd naar een barakkenkamp gebracht, vandaar naar Losser, en ben daar opgehaald door de mij onbekende heer van Walsem (huisarts te Heemstede) en zijn vrouw. Later hoorde ik dat mijn vader een achternicht aldaar had, die haar huisarts bereid had gevonden mij in zijn gezin op te nemen. Ik heb veel geluk gehad. Mijn moeder en broer zijn in Auschwitz vermoord, en mijn zus trof hetzelfde lot nadat zij bij een poging naar Zwitserland te vluchten bij de grens werd gepakt. Mijn vader heeft overleefd, ik heb hem na de oorlog nog tweemaal gezien, hij was een gebroken man.
De Van Walsems hadden drie kinderen. Getuige voelde zich daar snel thuis en kon onder haar eigen naam naar school gaan. Op een dag hoorde zij van haar pleegmoeder dat de Duitsers Nederland waren binnengevallen. Zij antwoordde dat het dan hier wel hetzelfde zou worden als in Berlijn. Zij zat intussen op een middelbare school in Haarlem, en kwam later, toen de kuststrook voor Joden verboden gebied werd, op het Joods Lyceum te Amsterdam terecht. In die periode droeg zij een ster en woonde zij daar in het Joodse gezin van een schoolvriendin. Toen het in Amsterdam te gevaarlijk werd is zij door een andere patiënte van de dokter, Greetje de Jong, met een auto opgehaald. Bij Van Walsem kon zij echter niet terugkomen en ze zat korte tijd bij weer een andere patiënt. Tenslotte is zij – zonder ster – met de trein naar Deventer gegaan, waar de haar bekende mevrouw van Schothorst (een zuster van mevrouw van Walsem) haar aan het station ophaalde. Het Deventer verzet zorgde voor valse papieren, bonkaarten en een kleine financiële bijdrage. Het contact met het verzet verliep via de heer Dijkerman. Getuige meent te weten dat diens echtgenote nog in leven is.
Een dochter van de buren (naam onbekend) zat ook in het verzet en was op de hoogte. ‘Sonja’ ging in Deventer niet naar school en deed geen boodschappen. Maar ze kwam wel eens buiten, bijvoorbeeld om met een dochter van Van Schothorst naar het zwembad te gaan. Andere onderduikers dan zij waren bij Van Schothorst niet in huis.
‘Toen het zomer was’ werd het in Deventer onveilig. Daarom is zij naar de boerderij De Zonneberg in Gorssel gebracht. Daar woonde Gerrit Slagman. Zijn ouders waren niet lang tevoren overleden, zijn twee zusters woonden in het voormalig ouderlijk huis, waar ook getuige onderdak kreeg. Gerrit was een man van weinig woorden, zijn oudste zuster had op het bedrijf de leiding. In de daaropvolgende maanden deed getuige allerlei boerenwerk, zoals koeien melken. Zij was er graag. De van Schothorsten kwamen er wel eens eieren halen. Op de zolder zat Ed Hoornik ondergedoken, hij schreef daar het gedicht ik zat in de toren. Er waren later behalve onderduikers ook (ondergronds) wapens verborgen. Het leek daarom beter om naar Deventer terug te keren, hetgeen op 27-08-43 geschiedde. Later dat jaar is zij incidenteel nog eens in Gorssel teruggeweest. Zij kreeg dan ondergronds een slaapplek, onder de slaapkamer van de zusters Slagman. Op 14 oktober 1944 is De Zonneberg door de SD en een detachement van de Landwacht overvallen, er was waarschijnlijk verraad in het spel. De meeste onderduikers en Gerrit Slagman zelf werden gearresteerd en de boerderij werd in brand gestoken. Slagman en een aantal anderen vonden de dood. Tot op de dag van vandaag zijn er nog bijeenkomsten van de overlevenden op de (herbouwde) Zonneberg.
Tegen het einde van de oorlog, toen zij nog steeds aan de Zwolseweg ondergedoken zat, werden daar op de begane grond circa acht geüniformeerde Duitse militairen ingekwartierd. Terwijl zij daar in en uit liep, en wel eens de indruk had dat een van hen een oogje op haar had.
Het echtpaar Van Schothorst – Kaplan werd in 1999 door Yad Vashem. geëerd met de onderscheiding Rechtvaardige onder de volkeren.