Jan Willem Bosveld (1888) en Aaltje Bosveld–Haas (1895) woonden in dit huis.
Zij hadden voorheen de architect Lodeweges als kostganger in huis gehad.
Lodeweges vroeg het echtpaar Bosveld om vier Joodse mensen in haar woning te laten onderduiken, drie uit Wierden en een uit Goor. Uit Goor was dit Israël Rosendaal en uit Wierden Sophia Samuel- Zwart (1894) en haar kinderen Izak (1919) en Dina (1924). Zij ging accoord. Op 19 oktober 1942 waren zij met zijn allen ’s avonds aan het kaarten toen er gebeld werd. Aaltje stond op en wilde naar de deur gaan, maar voordat ze kon opendoen, liep de Deventer politieagent C. al in de gang met het pistool in de aanslag. Hij had de voordeur geopend via een raampje dat in de deur aangebracht was. Tegelijkertijd was zijn collega W. omgelopen. Via de achterdeur kwam hij vloekend naar binnen, samen met iemand anders, waarschijnlijk de beruchte De D., medewerker van de SD. Er was nog een vierde overvaller, iemand van de Grüne Polizei. In de woonkamer werd met het pistool gedreigd en iedereen moest de armen omhoog steken. Ze werden daarna door C. en W. naar het politiebureau gebracht en later van daaruit naar de SD in Arnhem. Zij zijn daar zes weken lang verhoord. Toen ze na hun vrijlating weer thuiskwamen bleek dat C. in hun huis was geweest terwijl ze gevangen zaten. Hij had verschillende van hun eigendommen meegenomen.
Waarschijnlijk zijn de Joodse mensen verraden. Door wie is nooit bekend geworden. De volgende dag is ook Lodeweges gearresteerd. Tijdens zijn gevangenschap is ook bij hem ingebroken. Zijn hele tekenkamer werd leeggehaald en hij miste een nieuw kostuum uit zijn woning.