Hier woonden tijdens de Jodenonderduikperiode Jan Schreurs (1905), electricien en zijn zuster Lies (1903).
Een oudere zus Anna (1894), van beroep vroedvrouw, verbleef er ook regelmatig. Zij namen het Joodse gezin Rose (Ernst Rose 1879-1944, Emma Rose- Löwenhärz 1887-1947 en dochter) uit Deventer op, die een bedrijf bezaten aan de Singel, waar Jan wel eens werkzaamheden verrichtte.
Het was niet de eerste keer dat deze mensen alles achter zich lieten. In de jaren dertig waren zij naar Nederland gevlucht vanuit Karlshafen (Duitsland) toen het daar voor hen te bedreigend werd. Het bedrijf in Deventer was een filiaal van hun kinderwagenfabriek aldaar. Zij dachten veilig te zijn in Deventer, waar zij aan de Ceintuurbaan gingen wonen. Op enig moment voor of tijdens die vlucht is hun zoon in Duitsland vermoord door de Gestapo.
De dochter (1947) van Jan Schreurs vertelt: "beneden was hier een keuken, trapopgang, toilet en woonkamer met uitzicht op de Bierstraat, daarnaast nog een kleine kamer. Boven een grote en een kleine slaapkamer. Verstopt achter de kleren in een kast was de toegang tot een ruimte, waar 2 mensen konden staan. Dat was de schuilplaats voor het echtpaar bij razzia’s."
De familie Rose zat meestal in de woonkamer, vaak met de gordijnen dicht. Ze sliepen in de kleine kamer boven de voordeur.
De familie Rose (man, vrouw en dochter) werden in 1944 bij een razzia niet gevonden. De ouders stonden tijdig achter de kleerkast, dochter lag toevallig ziek in bed in de kleine slaapkamer. Lies was op dat moment alleen thuis, en verklaarde dat de zieke vrouw een evacué was, hetgeen werd geloofd.
De man overleed eind 1944. Zijn lijk werd op een handkar naar de begraafplaats aan de Raalterweg gesmokkeld en daar begraven. Na haar overlijden in 1947 in de USA is zijn echtgenote daar ook bijgezet. Zie op bovengenoemde begraafplaats het familiegraf (2975/2976).
De dochter kwam in België terecht, en hield contact met Jan. Haar dankbaarheid heeft zij meermalen door een financiële gift tot uitdrukking gebracht.