Dit is het adres van de Joodse synagoge.
Deze in 1892 door J.A. Mulock Houwer in Moorse stijl ontworpen synagoge werd in de nacht van 25 op 26 juli 1941 het doelwit van een uitbarsting van Jodenhaat. Er was die avond een NSB-vergadering geweest in hun ‘Kringhuis’ aan de Polstraat. Daarna trok een grote groep van hen, gewapend met bijlen, breekijzers en knuppels naar de Golstraat. Ruiten werden ingegooid en de toegang geforceerd. Het interieur werd vernield. Onderstaande foto geeft een beeld van de vernielingen; hier leest u meer over de aanslag op de synagoge. Aansluitend werd de synagoge gesloten. Daarvoor maakte deze kerk deel uit van een vrij omvangrijk Joods gebouwencomplex, met ook nog het woonhuis van de koster, een kantoor, een pluimveeslachterij, een school en een badhuis. In de loop van 1942 werden deze ruimten in gebruik genomen als opbergplaats voor Joodse inboedels.
Eind 1943 moest de Joodse familie De Leeuw tijdelijk weg op hun onderduikadres Leliestraat 82 in De Hoven. De ‘goede’ agent Blaauw uit de naburige Bessenstraat wist een oplossing. Toen het donker was haalde hij hen op, en wandelde met de hele familie over de ‘nieuwe brug’ naar de Deventer binnenstad, waar deze mensen een jaar lang niet meer geweest waren. Tot hun schrik leidde hij hen naar de synagoge, waarvan zij wisten dat het interieur twee jaar tevoren was vernield, waarna het gebouw was gesloten. Blaauw stelde hen gerust en haalde tot hun verbazing een sleutel uit zijn zak waarmee hij de deur opende. Aan het eind van de kerk klopte hij op een paneel, waarna zij een ruimte betraden waar een drietal Joodse mannen, Simon van Spiegel (1922 - 1993), Meijer van Spiegel (1916 - 1945) en Philip Lezer (1909 - 1971) uit Deventer niet alleen ondergedoken zaten, maar zich bovendien bezighielden met het vervalsen van identiteitspapieren.
Deze mensen werden verzorgd door de bewoners van het aangrenzende pand Golstraat 81. Dat waren Bouke de Vries (1905), voorheen magazijnmeester van een koekjesfabriek die kort voor de oorlog sloot, en zijn vrouw Maria Johanna de Vries–Smit (1910).
De vrouw was aangesteld tot conciërge van het Joodse centrum, haar werkeloos geworden man hielp haar daarbij. Zij hadden 2 kinderen, waarvan de oudste (1931) getuigt dat hij, toen hij - tegen alle regels in - op een winterdag begin 1944 de synagoge betrad, daar een hem onbekende Joodse jongen aantrof (dat was Meier de Leeuw 1930 - 2012), en met hem daar drie kwartier heeft rondgelopen. Hij heeft hem tijdens de bezetting nooit meer teruggezien. Meier was in november 1943 dertien jaar geworden en heeft getuigd dat hij ongeveer in februari 1944 daar Bar Mitswah (‘zoon van het gebod’) heeft gedaan. Hij bevestigt de ontmoeting met de zoon van De Vries. De Familie de Leeuw is na drie weken teruggekeerd naar Leliestraat 82.
Allen hebben overleefd, behalve Meijer van Spiegel, op de foto rechts. Lees hier zijn familieverhaal.
De oudste zoon van De Vries getuigt dat bij de verzorging van deze onderduikers niet alleen Blaauw betrokken was (hij zorgde voor de noodzakelijke bonnen om aan voedsel te komen) maar ook de adjunct-inspecteur van politie Richie.