Dit was het huis van het Joodse echtpaar Vromen.
Namelijk Max Vromen (1911- 1963), huidenhandelaar, en Froukje Vromen-Cohen (1919 - 1983). Tevoren had Max in dezelfde straat op nummer 14 gewoond, bij de familie Mol. In 1942 wordt Max Vromen genoemd als typist voor de Joodse Raad van Deventer.
In de nacht van 20 op 21 oktober 1942 geeft hij onderdak aan een Joods echtpaar Daniƫl Vrenkel (1905 - 1943) en Saartje West (1909 - 1943) en hun dochtertje Greta (1932 - 1943), dat vlak daarvoor ternauwernood ontsnapt is aan arrestatie op het adres Smedenstraat 50. Op dat moment heeft hij al twee andere Joodse echtparen in huis, te weten het voor ons onbekende echtpaar L.B. Cohen. Het andere echtpaar was Hirsch Aron Zendijk (1885 - 1943) en zijn vrouw Dina Nathan (1888 - 1944) mede-eigenaar van de vleesfabriek. Op zekere dag verzoekt Zendijk aan iemand, die in normale tijden bij hen in dienst was, een pakje vleeswaren bij Vromen te brengen.
De betreffende werknemer stemt toe en gaat op pad om aan het verzoek te voldoen. Maar het is begin november erg donker. Er brandt geen straatverlichting en door de verplichte verduistering zijn de gordijnen overal dicht. Daardoor kan hij het adres niet vinden en ten langen leste vraagt hij aan een toevallige voorbijganger of die weet waar Vromen woont. Het toeval wil dat die voorbijganger de politieman en Jodenjager C. is. Die begint de bediende daar ter plaatse te ondervragen. Hij pakt het vlees af, gaat zelf naar het huis van Vromen en belt aan. Froukje doet open en Caspers gaat meteen naar binnen om het huis te doorzoeken. De onderduikers proberen zo snel mogelijk via de tuindeuren naar buiten te komen. Caspers kan hen echter tegenhouden. In de verwarring die dan ontstaat ziet Froukje kans het huis via de voordeur te verlaten. Zij haast zich naar de advocaat Lobstein, die vlakbij in dezelfde straat woont. Samen met hem waarschuwt ze haar man, die op het moment van de overval toevallig even met Greta aan het wandelen was. Ze gaan natuurlijk niet terug naar huis. Caspers heeft inmiddels een aantal politieagenten laten komen om de zes arrestanten te bewaken. Deze worden later naar het bureau gebracht en daar ingesloten. Greta kan het idee dat ze gescheiden zou worden van haar ouders niet verwerken en heeft zich diezelfde avond aan het bureau gemeld.
Een aantal dagen zitten de gearresteerden op het bureau ingesloten. Plotsklaps echter worden ze op last van de SD weer in vrijheid gesteld. Bij de vrijlating van zijn gewezen onderduikers krijgt Vromen de raad hen zo snel mogelijk elders onder te brengen. Dat lukt. Het gezin Vrenkel belandt in Beilen. Hier worden zij echter in april 1943 gearresteerd en allen in Sobibor vermoord (7 mei 1943). Ook de twee andere echtparen zijn herplaatst, maar uiteindelijk eveneens gearresteerd. Het echtpaar Zendijk is vermoord in Auschwitz. Op de foto links Hirsch Aron Zendijk bij een jubileum van de slachterij in Olst. Lees hier het verhaal van het gezin Hirsch Aron Zendijk.
In 1943 wordt Max opgenomen in het Joods ziekenhuis aan de Sandrasteeg 5. In de daarop volgende zomer komen Max en Froukje in Westerbork terecht. In oktober 1943 weten zij daar te ontsnappen. Vervolgens duiken zij onder in Eernewoude. Daar wordt in 1944 hun dochter Loesje geboren en maken zij het jaar daarop de bevrijding mee. Max Vromen veronderstelde na de oorlog dat adjunct-inspecteur Richie (Pres. Steynstraat 49) in 1942 voor de vrijlating van zijn onderduikers had gezorgd. Hij dacht dat Richie contact opgenomen had met Berends of een andere SD-er.