Op 6 april 1995 trakteerde het Deventer Dagblad de lezer op een bijzonder bevrijdingscadeau.
En wel een herinneringspagina 50 jaar geleden.
De Joodse Loeka Wolf Catz (1930) beschrijft daar hoe zij als ondergedoken kind de laatste week van de bezetting in leven is gebleven. Samen met haar moeder, de schrijfster Helma Wolf-Catz (1900 - 1979), had zij sinds juli 1944 in Deventer ondergedoken gezeten, te beginnen in Hotel De Engel, Grote Kerkhof 21. Na meerdere overhaaste ontvluchtingen kwamen deze mensen dan aan het eind van de bezetting terecht in dit huis, Eerste Pauwelandstraat 2.
Zij zaten de eerste dagen drie hoog in de zolderkamer met de dakkapel, op de hoek met de Brinkgreverweg. Onder het raam staat daar in de gevel te lezen het bouwjaar 1900 (architect J. Muller). De laatste oorlogsdagen werd er bij het NS station veel gevochten. Alle bewoners van het pand trokken zich terug in de kelder, waar Loeka en haar moeder Helma de bevrijding afwachtten. Het huis bestond in de oorlogsjaren uit twee met elkaar verbonden panden, een met de huidige ingang en een winkelpand (groenteboer) aan Brinkgreverweg nummer 1. Op het adres Eerste Pauwelandstraat 2 woonde Lourens Boogmans, die moeder en dochter in huis nam. Ook in de laatste week voor de bevrijding was dit allesbehalve een risicoloze onderneming. De in het laatste oorlogsjaar op Joden jacht makende Landwacht kende de omgeving immers veel beter dan de Nederlandse en Duitse Jodenjagers vòòr die tijd.